Jacques de Kadt – Jaren die dubbel telden, politieke herinneringen, Van Oorschot, 1978

Onlangs sprak ik, in het kader van de biografie van de hispanist prof.dr. G.J. Geers die ik schrijf, met Rudolf de Jong, oud-medewerker van het IISG (Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis). Hij gaf mij als tip om de politieke memoires te lezen van Jacques de Kadt, oud-politicus, journalist en publicist. Op boekwinkeltjes.nl trof ik drie delen. Ik besloot in het laatste deel te beginnen, over zijn herinneringen van zijn Indische jaren.

De Kadt vluchtte in mei 1940 met zijn ouders en broers via het Verenigd Koninkrijk naar Nederlands-Indië. Al snel na aankomst kon hij aan de slag als journalist, maar ook moest hij zich melden bij de Politieke Inlichtingen Dienst (P.I.D). Daar werd hem verteld dat ze wisten dat hij lid was geweest van een communistische partij (waarover hij later in deel 1 van zijn politieke memoires zou schrijven) en dat ze ook op de hoogte waren van het feit dat hij nog steeds deel uitmaakte van een communistische organisatie, namelijk de Trotskisten. Hij verbleef enkele tijd in het huis van bewaring. Uiteindelijk kwam men tot de conclusie dat hij niet tot het land werd toegelaten, maar wel werd binnengelaten.

De Kadt schrijft over zijn ontmoeting en vriendschap met Sjahrir, de eerste premier van Indonesië, die samen met Hatta en Soekarno een belangrijke rol speelde in het Indonesische onafhankelijkheidsstrijd (zie ook het pas verschenen Revolusi van David van Reybrouck).

De Kadt ontvluchtte Nederland om te ontkomen aan de bezetters, maar werd in Indonesië geïnterneerd in een Jappenkamp. In enkele pagina’s schetst hij zijn leven in het kamp.

‘Het L.O.G. (Lands-Opvoedings Gesticht) was een niet al te naar kamp geweest, al waren de onaangenaamheden van de vrijheidsbeperking, het leven in een mannenmaatschappij, het gemis aan echte privacy en de onzekerheid van de toekomst er aan verbonden. Maar Japanse controle en willekeur, benevens het slaan en trappen, waren er tot een minimum beperkt. Als ik me voorstelde dat het zo een jaar of drie, vier zou duren, dan was dat wel een onaangenaam vooruitzicht, maar het was toch ook wel te dragen. Van honger was eigenlijk geen sprake, al vind ik het voedsel steeds minder worden, zowel van kwaliteit als van hoeveelheid. Maar ik had een vermageringskuur hard nodig en het verdwijnen van mijn overtollige vetreserve deed me eigenlijk wel goed.’

Zijn oudere broer overleefde het kamp niet, hij bezweek aan de gevolgen van onvoldoende voeding en slechte medische verzorging.  Zijn ouders werden van elkaar gescheiden en naar verschillende Jappenkampen gebracht. Zijn moeder stierf niet lang daarna en zijn vader overleed niet veel later, zonder te weten wat er met zijn vrouw was gebeurd. Toen De Kadt vrijkwam begon hij voor Het Parool te schrijven.

‘Voor Het Parool schreef ik, toen de benoeming van Spoor tot opperbevelhebber aan de orde kwam, een nog al raillerend stukje over dat ‘proces’, waarmee ik de onwenselijkheid illustreerde om iemand van Spoors mentaliteit tot opperbevelhebber te maken, in een situatie die tact en verdraagzaamheid vroeg. Of het stukje werd opgenomen weet ik niet. In ieder geval: Spoor kwam in Indonesië als Legercommandant.’

Drees had geen andere keuze ‘dan Spoor te benoemen. Dat was begrijpelijk , maar ondertussen dreven we, met Van Mook en Spoor in Indonesië, en met de Nederlandse regering van toen en het parlement, … , naar de politiek der politionele acties!’ Zoals wel vaker had de Kadt een vooruitziende blik.

Drees had de diplomaat Herman van Roijen al twee keer gevraagd om Van Mooks positie over te nemen, maar deze had twee keer zijn zwakke gezondheid aangewend om beleefd te weigeren. Van deze topdiplomaat, die een rol speelde bij de onafhankelijkheid van Indonesië, verscheen een paar jaar geleden een interessante biografie. Bovendien was prof. dr. Geers, degene waarover ik een biografie schrijf, zijn huisleraar in Madrid in de jaren 1918-1920.

De Kadt wilde zijn broer opzoeken die in Australië was neergestreken. Het lukte De Kadt niet, uiteindelijk keerde hij terug naar Nederland, waar hij op Schiphol werd opgewacht door onder andere Sal Tas (die o.a. nog een boekje schreef over Johan Brouwer, die andere hispanist) en Geert van Oorschot, zijn uitgever, die bovendien ook bevriend was met Geers.

Het derde deel van De Kadts politieke herinneringen is vlot geschreven. Het bestaat uit korte stukjes allemaal voorzien van een titel. Het heeft me geen moment verveeld. Zeker na het lezen van de biografie van Van Roijen en Revolusi vormt dit deel een welkome aanvulling.

De Kadt, J. 1965.Uit mijn communistentijd, Van Oorschot, Amsterdam

Van der Maar, R., Meijer, H. 2013. Herman van Roijen (1905-1991): Een diplomaat van klasse, Uitgeverij Boom

Van Reybrouck, D. 2020. Revolusi, De Bezige Bij, Amsterdam

S. Tas, 1946., Johan Brouwer, outsider en bezieler, Den Haag

Read more

Met iedere regendruppel huilt mijn mislukte leven in de natuur (verwachte publicatiedatum eind november 2019). Lees hier alvast het eerste hoofdstuk. Bestellen kan via dit contactformulier.

Pieter Heuvelburcht is een neerslachtige wiskundedocent van middelbare leeftijd. Al meer dan dertig jaar werkt hij op het lyceum. Het is een steeds groter gevecht zijn lessen te draaien. Pieter provoceert zijn collega’s en hekelt de middelmatige onderwijscultuur. Sinds het verlies van zijn beste vriend is hij weer eenzaam. Alleen zijn boeken bieden hem nog troost; bij de zwartgallige Pessoa fleurt hij soms even op. Dan wordt hij gebeld door het verzorgingshuis waar zijn oude oom verblijft. Een duister verleden komt weer boven. Hij neemt ontslag en vertrekt naar Madrid – ondanks zijn hekel aan reizen en ondanks zijn ontluikende gevoelens voor zijn getrouwde buurvrouw. Lukt het hem om nieuwe vriendschappen te sluiten, om zijn leven radicaal te veranderen, of dringt het verleden zich te veel op?

Met iedere regendruppel huilt mijn mislukte leven in de natuur is een aangrijpende roman tegen de achtergrond van onderwijs, vriendschap, migratie, rouw en depressie.

Read more